Publicaties
Jan Janssens

Interview Jan Janssens: ‘Bestuurders kampen met sjoelbak-syndroom’

Jan Janssens (52) is als lector Sportbusiness Development verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij deed jarenlang onderzoek naar verenigingen en de veranderende rol van vrijwilligers. Janssens ziet dat het tijd wordt voor verandering, ook door de toenemende druk op besturen. Daarom moeten clubs snel gaan denken aan professionalisering en moet de contributie fors worden verhoogd. Die rigoureuze maatregelen zullen volgens hem alleen maar versterkend werken. ‘Het heeft geen zin om maar door te modderen zoals nu vaak gebeurt.’

Verenigingen hebben het in deze tijd zwaar. Toch blijkt uit onderzoek dat ze niet meer of minder problemen ervaren dan tien jaar geleden. Valt het dus allemaal wel mee?

‘Het besturen van een vereniging is moeilijk doordat er alleen maar meer druk is gekomen. Leden stellen steeds hogere eisen, de bond heeft meer wensen, de samenleving neemt niet meer genoegen met wat er wordt geboden. Ik heb het in een van mijn onderzoeken ook wel het sjoelbak-syndroom genoemd. Elke sjoelschijf is een taak die er voor het bestuur is bijgekomen. Ik heb het ook gemerkt bij mijn eigen ervaringen als voorzitter van WSE uit Waddinxveen, nu helaas opgeheven. We moesten ons opeens bekommeren over legionella, over Arbowetgeving, over sociale hygiëne, over gezonde producten in de kantine. Verlichting is er nauwelijks geweest in de laatste jaren, misschien alleen de sportkeuring die de club niet meer hoeft te regelen. Stel je voor dat je alle dertig schijven in de sjoelbak schuift, dan ontstaat er dus een opeenhoping. Dan kom je vast te zitten. Zeker ook doordat vrijwilligerswerk is veranderd. Er zijn – zeker in de sport – nog erg veel mensen die een vrijwillige bijdrage willen leveren aan hun club, maar de intensiteit die we vroeger gewend waren is verdwenen.’

Hoe komt dat?

‘Dat heeft te maken met een algemene ontwikkeling in de samenleving. Let wel: de sport is bij uitstek nog een vrijwilligersdomein, er is nergens zoveel bereidheid om iets voor niets te doen als in de sport. Maar het aantal is niet toegenomen, terwijl er wel veel taken zijn bijgekomen. Als individu komt er ook steeds meer op je af. Toen ik op de basisschool zat, moesten mijn ouders één keer per jaar komen voor een gesprekje van tien minuten. Toen mijn eigen kinderen op de basisschool zaten, moest ik mee op schoolreisje, werd ik geacht te koken in de klas en nog veel meer van die bezigheden. Als je dan ook nog een kind hebt die op een sportvereniging zit, neemt de tijd en de zin af om ook daar nog iets te gaan doen. Het Sociaal Cultureel Planbureau houdt al jarenlang bij hoeveel vrije tijd we hebben. Het blijkt dat mensen een kortere werkweek hebben, maar dat de beschikbare vrije tijd is afgenomen omdat we het onszelf veel te moeilijk maken. Je ziet daarom ook dat de aard van vrijwilligerswerk anders is. Mensen willen zich nog wel inzetten, maar voor lossere taken, incidentele evenementen. Verenigingen zitten in een spagaat doordat de taken dus toenemen, maar het aantal vrijwilligers niet.’

 

‘Het belangrijkste is dat je de financiering voor je professionals niet moet laten afhangen van de overheid, want die kun je niet vertrouwen. Als er maar even moet worden bezuinigd ben je je manager kwijt.’

 

Wat is de remedie?

‘Ik schrijf al een aantal jaar dat verenigingen voorzichtig moeten denken aan professionalisering, zodat je meer continuïteit, stabiliteit en kwaliteit in de organisatie krijgt. Kwaliteit is natuurlijk ook een punt van zorg, want vrijwilligers zijn vaak niet opgeleid voor de taken die ze moeten uitvoeren. Dat is ook logisch. Mensen gaan zich niet bij een voetbalclub aanmelden als vrijwilliger om de opleiding sociale hygiëne te halen. In de sport sturen vrijwilligers alles aan én voeren het ook uit. Als je naar andere segmenten in de maatschappij kijkt waar met vrijwilligers wordt gewerkt is er een duidelijk verschil. In de zorg, de politiek of de kerk zijn het de professionals die sturend zijn en de vrijwilligers die ondersteunend zijn. In die organisaties zie je dat er meer stabiliteit is en dat ze makkelijker kunnen inspelen op veranderingen.’

Zijn er in het buitenland onderzoeken van amateur-verenigingen die professionals in dienst hebben genomen?

‘Er zijn niet heel veel landen te vergelijken met Nederland, omdat wij een heel rijke verenigingscultuur hebben. Dan moet je je richten op België, Duitsland, de Scandinavische landen en heel misschien Australië. In Duitsland zie je bijvoorbeeld dat er dezelfde problemen spelen als in Nederland. Finland is het enige land dat nu op grootschalige manier heeft geprobeerd te professionaliseren. Hoewel er nog geen resultaten van onderzoeken zijn, lijkt het daar redelijk succesvol.’

 

‘Elke vereniging moet om de zoveel tijd een nieuw contract sluiten met een bierbrouwer. Net als bij het kopen van een huis, gaat daar veel geld in om en moet je dat slim aanpakken, want anders zit je er een heel lange tijd aan vast. Toch zie je dat er nog heel veel verenigingen zijn die op eigen houtje opereren, met vrijwilligers die niet altijd de juiste kennis hebben.’

 

Hoe moet zo’n professionalisering er in de praktijk uitzien voor Nederlandse verenigingen?

‘Het belangrijkste is dat je de financiering voor je professionals niet moet laten afhangen van de overheid, want die kun je niet vertrouwen. Als er maar even moet worden bezuinigd ben je je manager kwijt. De leden hebben er uiteindelijk baat bij dat hun club functioneert, dat het een stabiele organisatie heeft en dat alles goed draait. Die leden moeten het daarom ook betalen.’

Dus moeten de contributies omhoog?

‘Ja. Voetbalvereniging Rigtersbleek is een goed voorbeeld van hoe het zou moeten. Daar hebben ze de contributies flink verhoogd om het mogelijk te maken een manager aan te stellen. Ik weet ook wel dat niet elke club in de positie zit om een eigen professional te betalen, maar je zou ook kunnen samenwerken met verenigingen in de buurt die andere takken van sport faciliteren. Waarom zou één manager niet in dienst kunnen zijn van een voetbal-, tennis,- en hockeyvereniging? Je hoeft ook niet altijd iemand in dienst te nemen, je kunt ook gebruik maken van een sportservice in de stad. Dat heeft een groot voordeel, omdat je dan specialisten kunt inzetten op deelterreinen.’

 

‘Het landelijke gemiddelde van contributie voor alle sporten en alle leeftijdsgroepen samen ligt op honderd euro per jaar. Eigenlijk slaat dat nergens op. Veel leden van verenigingen, zeker in het voetbal, kunnen een of twee keer per week trainen, kunnen in het weekend een wedstrijd spelen, worden betrokken bij allerlei andere activiteiten. Dus waar praat je over? Vergelijk het eens met een fitnesscentrum waar je al snel vijftig euro per maand betaalt. En dan kun je alleen gebruik maken van de apparatuur die er staat.’

 

Kunt u een voorbeeld geven?

‘Je hebt dan bijvoorbeeld de expertise van iemand die heel goed kan onderhandelen met een bierbrouwer. Elke vereniging moet om de zoveel tijd een nieuw contract sluiten met een bierbrouwer. Net als bij het kopen van een huis, gaat daar veel geld in om en moet je dat slim aanpakken, want anders zit je er een heel lange tijd aan vast. Toch zie je dat er nog heel veel verenigingen zijn die op eigen houtje opereren, met vrijwilligers die niet altijd de juiste kennis hebben. Denk ook aan het onderhandelen met de gemeente, met activiteiten voor het werven van leden, voor het opzetten van een sporttechnisch beleidsplan.’

Hoe hoog zou de contributie dan moeten zijn?

‘Dat is moeilijk te zeggen. Het landelijke gemiddeld voor alle sporten en alle leeftijdsgroepen samen ligt op honderd euro per jaar. Eigenlijk slaat dat nergens op. Veel leden van verenigingen, zeker in het voetbal, kunnen een of twee keer per week trainen, kunnen in het weekend een wedstrijd spelen, worden betrokken bij allerlei andere activiteiten. Dus waar praat je over? Vergelijk het eens met een fitnesscentrum waar je al snel vijftig euro per maand betaalt. En dan kun je alleen gebruik maken van de apparatuur die er staat. Laatst gaf ik een lezing bij een schermvereniging waar ik een jaar daarvoor ook was geweest. Toen had ik ze al gezegd dat ze de contributie met veertig procent omhoog moesten doen. Dat hadden ze gedaan en het bleek dat het geen enkel lid had gekost. De club mag niet het kind van de rekening zijn door leden voor een habbekrats te laten sporten.’

Maar hoe leg je het de leden in deze tijd uit dat ze fors méér moeten betalen?

‘Je moet met een goed verhaal komen, en dat is er ook. Ik hield een maand geleden een praatje voor een aantal sportverenigingen. Van tevoren vroeg ik de jaarrekeningen op zodat ik goed voorbereid was. Mijn mond viel open van verbazing toen ik de cijfers van twee handbal-verenigingen zag. De totale contributie was lager dan de bijdrage aan de bond en de zaalhuur van de gemeente. En dat waren natuurlijk niet de enige twee posten op de begroting. De verenigingen waren terughoudend om de contributie te verhogen, omdat misschien niet iedereen het dan meer kon betalen. Ja, dat is zo, maar is dat dan de zorg voor de club? Wie zo redeneert stelt de contributie altijd af op degene die het minst kan betalen. Stel je voor dat de bakker de prijs van het brood afstemt op de draagkracht van de klant die het minste geld heeft. Die bakker gaat dat niet lang volhouden.’

Sport heeft ook een maatschappelijke functie en die bakker toch minder.

‘Dat is ook zo en ik vind het prachtig dat dat saamhorigheidsgevoel bestaat. Maar er zit wel een grens aan. Als je met kunst- en vliegwerk de begroting rond kan krijgen om de armsten aan boord te houden, vraag ik me af of je dat moet willen. Is het al niet mooi dat er heel veel vrijwilligers zijn die zich inspannen voor de club en dan wil je dat er nóg iets extra’s wordt gedaan voor de armste leden. Daar zijn andere potjes voor. Er is ook geen bedrijf dat zo werkt. Als tegenargument hoor je dan dat een sportvereniging geen bedrijf is, maar tot op zeker hoogte zijn ze dat wél. Zij hebben ook de maken met de fiscus, zij opereren ook in een markt. Je kunt je niet opeens buiten die markt gaan stellen. Je hoort sportverenigingen ook vaak klagen over allerlei regels waaraan ze zich moeten houden. Dat is niet terecht. Als we met z’n allen de Arbowetgeving moeten naleven zodat werknemers worden beschermd, waarom een sportclub dan niet? Als de cafetaria om de hoek zich moet houden aan allerlei veiligheidsvoorschriften, waarom in een kantine dan niet? Dat is toch raar? Ik zou dat niet willen. Sportverenigingen denken vaak dat ze in een soort enclave zitten en dat er daar andere regels gelden.’

Waarom willen de meeste verenigingen dan niet veranderen door meer professionals aan te stellen?

‘We creëren onze eigen werkelijkheid. Het is een sociaal psychologisch fenomeen dat je overal terug ziet, niet alleen in de sport. Als we met z’n allen de afspraak maken dat zoiets is zoals het is, dan is het dus ook zo. Als iedereen zegt dat er vrijwilligers zullen weglopen op het moment dat een club professionals in dienst gaat nemen, dan nemen we dat maar aan, zonder er echte argumenten voor te hebben. Laatst zag ik op een station een poster met een tuimeltekst. Daar stond: Iedereen wist dat het niet kon, totdat er iemand kwam die het niet wist. Dat is de essentie van de geslotenheid die je met elkaar creëert. We houden elkaar gevangen.’

 

‘Een van mijn studenten deed onlangs onderzoek bij een aantal verenigingen. Overal zag ze dat de clubkleuren telkens maar terugkwamen, op het briefpapier, op de tegeltjes, op de kleedjes in de kantine, op de vloerbedekking, op de koffiekopjes, op de pennen. Dat was een uiting van verbondenheid en dat zegt ook iets over de kracht van de vereniging. Maar het zorgt er ook voor dat ze zich snel afsluit van de buitenwereld.’

 

Maar die geslotenheid en saamhorigheid is ook juist een kracht van de vereniging.

‘Die saamhorigheid en die eigen identiteit zijn iets prachtigs. Een van mijn studenten deed onlangs onderzoek bij een aantal verenigingen. Overal zag ze dat de clubkleuren telkens maar terugkwamen, op het briefpapier, op de tegeltjes, op de kleedjes in de kantine, op de vloerbedekking, op de koffiekopjes, op de pennen. Dat was een uiting van verbondenheid en dat zegt ook iets over de kracht van de vereniging. Maar het zorgt er ook voor dat ze zich snel afsluit van de buitenwereld, dat er een soort afweermechanisme is tegen veranderingen.’

Toch een raar verschijnsel in deze wereld van globalisering.

‘Maar het heeft juist alles met die globalisering te maken. Het is een tegenbeweging. Ik ben er ook van overtuigd dat verenigingen steeds sterker zullen worden door de opkomst van technologie. Vriendschappen gaan nu alleen maar via Facebook. De vooraanstaande socioloog Robert D. Putnam heeft onderzoek gedaan naar het verval van de Amerikaanse samenleving. Ook de kracht van sport komt daar naar voren. In dat onderzoek stelt hij onder meer: ‘We rather watch Friends than we meet them.’ Daarmee bedoelde hij dat mensen liever thuis zitten om de tv-serie Friends te zien dan om tijd voor echte vrienden te maken. Want dat laatste lijkt in deze tijd zoveel moeilijker geworden. De vereniging is een van de laatste bastions waar mensen elkaar nog echt ontmoeten. Putnam onderzocht ook in alle staten van de VS hoeveel binding mensen met elkaar hadden en wat daar de gevolgen van zijn. En wat bleek? In de gebieden waarin de mensen het sterkst een band hebben, zijn er veel minder problemen. Daar voelen mensen zich gelukkiger, halen kinderen hogere cijfers op school, is er minder criminaliteit. Het is daar gewoon prettiger leven. Vereniging zijn instrumenteel om dat gevoel te krijgen. Daarom moeten we ze heel erg koesteren, maar zit er aan de andere kant ook de zwakte. Het is in zo’n hechte groep makkelijker om naar binnen te keren en niet meer open te staan voor vernieuwing.’

De vereniging is in deze tijd dus nog belangrijker dan vroeger?

‘In Bowling Alone, een van Putnams boeken, kenschetst hij de ontwikkeling die in Amerika gaande is. Vroeger was bowlen in de VS ontzettend populair. Vrienden deden het samen, er waren hele competities voor. Nu zijn er steeds meer mensen die helemaal alleen gaan bowlen. Ze doen het nog wel, maar er gaat ook iets verloren. Putnam kwam erop toen hij een berichtje in de krant las waarin stond dat iemand een nier had afgestaan aan een ander. De enige band die ze met elkaar bleken te hebben was dat ze vroeger ooit een keer tegen elkaar hadden gebowld. De verbondenheid was dus blijkbaar al genoeg om een nier af te staan. Dat zul je bij onze verenigingen ook zien. Als jij iemand op straat tegenkomt die je al twintig jaar niet hebt gezien, maar met wie je vroeger hebt gevoetbald, zul je altijd een praatje maken. Het schept namelijk een band. Je ziet het ook in de buurt waar je woont. Hoe meer mensen elkaar in een buurt kennen, hoe minder inbraken er zijn. Dat is ook logisch, want als jij je volstrekt anoniem in een buurt opstelt, zal het je ook een rotzorg zijn wat er in andere huizen gebeurt. Die verbondenheid van mensen, die je dus vooral in verenigingen terug ziet, brengt ons heel veel goeds.’

 

‘De vereniging zal worden herontdekt, want daar ontmoet je écht mensen en doe je écht dingen samen. Je ziet het ook bij de globalisering. Mensen krijgen nu juist weer meer belangstelling voor streekproducten, het lokale wordt gekoesterd en is er meer aandacht voor heemkundige kringen. Verenigingen zijn stabieler dan veel mensen denken.’

 

Toch lijken ze het moeilijk te hebben in Nederland.

‘Ja, maar ik ben er ook wel weer van overtuigd dat er een opleving zal komen, juist door de oppervlakkige periode waarin we nu leven. Je ziet vaak zo’n tegenreactie bij sociale ontwikkelingen, zoals nu met sociale media en internet. De vereniging zal worden herontdekt, want daar ontmoet je écht mensen en doe je écht dingen samen. Je ziet het ook bij de globalisering. mensen krijgen nu juist weer meer belangstelling voor streekproducten, het lokale wordt gekoesterd en is er meer aandacht voor heemkundige kringen. Verenigingen zijn stabieler dan veel mensen denken. Ze hebben een enorme overlevingsdrift, maar zijn dus door de veranderingsresistentie ook heel goed in staat om door te modderen. Het instituut vereniging is taai, maar dat neemt niet weg dat je je wél moet afvragen of ze niet een slagje beter kunnen worden zodat ze iets gemakkelijker de toekomst tegemoet kunnen treden door te professionaliseren.’

Zit er iets in de kritiek dat vrijwilligers vertrekken op het moment dat er wel geld aan een professional wordt besteed?

‘Nee. Kijk naar de jaren 70 toen er veel jeugdwerkloosheid was en CIOS’ers niet aan een baan kwamen. Toen werd het STK-beleid (sporttechnisch kader) vormgegeven, waardoor verenigingen STK’ers konden aanstellen. Dat was een goede gedachte, omdat er toen nog heel weinig kennis was bij de verenigingen Ik weet nog wel dat ik getraind werd door de spits van het eerste elftal. Zijn warming-up bestond eruit dat wij rondjes moesten lopen en hij ballen op ons afvuurde die we dan maar moesten zien te ontwijken. Door die STK’ers is niet alleen het niveau binnen de vereniging omhoog gegaan, maar bleek ook het plezier bij de vrijwilligers toe te nemen. Zij werden immers geholpen, konden hun verhaal kwijt en voelden zich gesteund. Het werd leuker voor ze. ik ben ervan overtuigd dat dat ook zal gebeuren als amateurclubs nu met meer professionals gaan werken.’

De KNVB is net een project gestart dat Back to Basics heet. Daarin staat eigenlijk een geheel tegenovergestelde visie dan die u heeft.

‘Het is het verhaal dat er bij vrijwilligers ingaat als Gods woord in een ouderling. Het bevestigt de opvatting dat mensen maar minder eisen moeten stellen en meer zelf moeten doen. Als je als verenigingsbestuur voor elkaar kunt krijgen dat iedereen de schouders eronder gaat zetten, vind ik dat prima. Maar is dat nou de boodschap die je nu moet meegeven? Ik vind dat het juist een stap terug in de tijd is, vandaar misschien ook de titel Back to Basics.’

Wat is de juiste boodschap volgens u?

‘Professionaliseren, maar met mate. Ik ben nog geen bestuurders tegengekomen die het hebben gedaan en er spijt van hebben.’

Op de hoogte blijven van ons laatste nieuws?

Elke maand verstuurt de BAV een nieuwsbrief met het allerlaatste nieuws voor voetbalbestuurders. Zo'n 1.600 mensen hebben zich daar al voor ingeschreven. Vul uw gegevens in en ook u ontvangt ons laatste nieuws in uw mailbox.

'Wie doet de ingewikkelde wetgeving binnen uw club? Daar kan de BAV uitkomst in bieden'

'Clubs moeten eerder de juridische hulp van de BAV inschakelen'

'De positie van de BAV in het voetballandschap zal nadrukkelijker zijn dan in het verleden'

'In de totstandkoming van de nieuwe structuur van de KNVB speelt de BAV een belangrijke rol'