Klaas de Vries over zijn onderzoeksrapport: ‘Het heeft me verbaasd dat veel mensen het wisten’
Klaas de Vries leidde het onderzoek naar seksuele intimidatie en misbruik in de Nederlandse sport. Aan hem een elftal vragen over de uitkomsten en de aanbevelingen. ‘Het was een zeer aangrijpende ervaring.’
1. Wat heeft u zich het meest verbaast aan de uitkomsten van het rapport?
‘Wat mij verbaasd heeft, is dat heel veel mensen wisten dat er veel intimidatie en misbruik is in de sport zonder dat de bestuurlijke alarmbellen afgingen. Pas als er in de media een schandaal behandeld werd, ging men tot bestuurlijke actie over. Dankzij sporters die hun mond niet hielden over wat hen was overkomen.’
2. Uw commissie heeft ook persoonlijke, emotionele verhalen van sporters gehoord. Heeft dat u geraakt? Welk verhaal is u het meest bijgebleven?
‘Ja, dat was een zeer aangrijpende ervaring. Maar alle verhalen die we hebben gehoord waren strikt vertrouwelijk. Daar kan ik dus niets over zeggen. Sommige slachtoffers zijn nog steeds getraumatiseerd door wat hen is overkomen. Anderen kunnen er goed over spreken. Ze weten dat het niet hun schuld is, maar die van de pleger. En ze hebben ons erg gestimuleerd bij het schrijven van ons rapport. Want ze willen vooral dat het anderen niet overkomt.’
3. In het rapport staat dat er bij besturen soms angst heerst dat de sportvereniging door een schandaal een slechte naam krijgt. Kunt u zich dat voorstellen?
‘We hebben geconstateerd dat dat zo is, maar het is een totaal verkeerde instelling die ertoe leidt dat er niet wordt opgetreden. Een bestuurder die zijn sporters een veilige sportomgeving wil bieden, dient te handelen en geen excuses te zoeken om dat niet te doen.’
4. Hoe kan die angst bij bestuurders het beste worden weggenomen?
‘Bestuurders moeten zich realiseren dat intimidatie en misbruik overal in de samenleving kan voorkomen. En als het bij hun club gebeurt moeten zij daartegen optreden. Daarvoor zijn zij bestuurder. Gelukkig komt er nu voor hen een meldplicht, dus bestuurders die hier maar moeilijk mee kunnen omgaan, weten voortaan wat hen te doen staat. Als ouder en sporter zou ik overigens meer vertrouwen hebben in een bestuur dat hier open en eerlijk mee omgaat, dan een dat het in de doofpot wil stoppen. Dat zouden sporters en hun ouders elk bestuur ook duidelijk moeten maken.’
5. Meldingen bij verenigingen leiden slechts bij uitzondering tot bestuurlijke maatregelen. Van het gebruik van de tuchtrechtspraak wordt meestal afgezien en het aantal tuchtrechtelijke maatregelen en sancties is daarom gering. Hoe moet dit in de toekomst anders?
‘NOC*NSF en de sportbonden hebben in mei unaniem onze aanbevelingen omarmd. Dat zal ongetwijfeld tot verbetering leiden. De commissie heeft ook voorgesteld een Centrum voor Veilige Sport te vormen dat iedereen op dit gebied bij de les houdt. Actief beleid voeren is nodig.’
6. Een helder beleid gericht op preventie en een ondubbelzinnige gedragslijn zijn noodzakelijk, stelt u. Hoe moet dat vorm krijgen?
‘We hebben geprobeerd op alle bestaande vragen een helder antwoord te geven. Elke vereniging heeft van NOC*NSF een exemplaar van ons rapport gekregen. Misschien is het aardig eens na te gaan op wiens nachtkastje dat ligt. Het rapport staat ook op de website. Daarin staan veel praktische aanbevelingen, waar verenigingsbesturen zonder al te veel ballast mee aan de slag kunnen. Eigenlijk is de essentie nogal eenvoudig: zorg ervoor dat het bij een bestuur en in een vereniging voortdurend een punt van aandacht is. Zet het op agenda’s, maak een bestuurslid hiervoor in het bijzonder verantwoordelijk, vraag hem of haar regelmatig wat hij of zij doet, zoek goede vertrouwenspersonen en zorg dat iedereen weet waar je die kunt vinden, schrijf erover in de verenigingsbladen. En vooral, bevorder een open sfeer waarin klip en klaar is dat intimidatie en misbruik niet worden getolereerd.’
7. Uit het rapport komt naar voren dat 12 procent van de sporters al als kind één of meerdere ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt. Voorzitter André Bolhuis zei toen dat NOC*NSF deels tekort was geschoten. Deelt u die mening en zo ja, hoe kan dat in de toekomst anders?
‘De omvang van grensoverschrijdend gedrag is inderdaad onthutsend. De belangrijkste vergissing die koepels en bonden vaak maken is, dat als zij iets bedenken, opschrijven en regelen, dat alle 25.000 verenigingen dat wel even gaan uitvoeren. Daarbij is veel meer ondersteuning en begeleiding nodig.’
8. Een van de aanbevelingen is dat dat leden die kennis krijgen van een geval van seksuele intimidatie of misbruik, dit verplicht meteen melden bij het bestuur van de vereniging. Hoe moet zo’n verplichting binnen een club geïmplementeerd worden door het bestuur?
‘Het belangrijkste is, dat een bestuur uitdraagt dat iedereen binnen de vereniging mede verantwoordelijk is voor het tegengaan van intimidatie en misbruik. Dat is niet een dingetje van het bestuur. Het gaat allen die bij de vereniging betrokken zijn aan. Je komt wel eens mensen tegen die zeggen dat dit niet te handhaven is en dat het daarom niet zou werken. Ze beginnen helemaal aan de verkeerde kant te redeneren. De meeste mensen willen heel graag dat er tegen intimidatie en misbruik wordt opgetreden en het is voor iedereen een steun in de rug als een bestuur ondubbelzinnig duidelijk maakt dat het verwacht dat men daarnaar zal handelen. Dan verandert de cultuur vanzelf.’
9. Leden en ouders moeten op verenigingsniveau meer betrokken worden. Op welke manier zou dat moeten?
‘Ook daarvoor hebben we aanbevelingen gedaan. Het is allemaal niet zo ingewikkeld: communiceer beter en vaker over dit onderwerp.’
10. Een open cultuur in een vereniging, waarin gedrag bespreekbaar is, leidt tot een veiliger sportklimaat? Hoe kunnen sportbestuurders het beste zo’n cultuur creëren?
‘Door zelf het voorbeeld te geven en goed met de leden en andere betrokkenen te communiceren. Als er iets gebeurt wat niet kan en mag, hoor je daar iets aan te doen en niet weg te kijken.’
11. Stel: u wordt morgen voorzitter van vv DSVP in Pijnacker. Wat zou u als preses als eerste doen rond het thema ‘misbruik in de sport’?
‘Deze droom zal helaas niet meer uitkomen. Mijn kinderen hebben er – lang geleden – heel plezierig gevoetbald. Ik denk dat een goede voorzitter bij elke club dit thema scherp in de gaten moet houden.’
U kunt het hele rapport HIER lezen.