Strijd tegen criminelen in amateurvoetbal
Het onderzoek ‘Crimineel Geld in het Amateurvoetbal Schiet het Doel Voorbij’ helpt voetbalbestuurders bij het herkennen van en wapenen tegen gevaren van criminelen die als sponsor of weldoener de vereniging binnenkomen. ‘De amateurclub heeft een functie in de kern van de maatschappij. We willen niet dat criminelen dáár een vinger in de pap krijgen.’
Jeroen van den Broek is vanuit de Taskforce Brabant Zeeland samen met Tymen van Vooren bezig om de weerbaarheid van amateurclubs tegen criminele invloeden te vergroten. Van Vooren deed onderzoek naar de indicatoren waaraan je criminele sponsoren en donateurs in het amateurvoetbal kunt herkennen en wat de voetbalbesturen daartegen kunnen doen. Van den Broek: ‘Laten we vooropstellen dat we de voetbalbestuurder willen helpen.’
Wat is de aanleiding geweest voor het onderzoek?
Van den Broek: ‘Het komt voort uit een regionaal samenwerkingsverband tussen het Openbaar Ministerie, de Politie, gemeenten, de Provincie en de Belastingdienst die zijn verenigd in de Taskforce Brabant Zeeland. Dit onderwerp krijgt speciale aandacht binnen het programma Maatschappelijke Weerbaarheid, omdat juist de amateurclub een centrale rol heeft in de gemeenschap. Er zijn veel kinderen die daar samenkomen, ouders die er betrokken zijn en soms heeft de club ook een buurthuisfunctie en dient het als ontmoetingsplek.’
Van Vooren: ‘En de voetbalclub neemt op bestuurlijk en politiek niveau ook een belangrijke positie in. Als dáár een crimineel binnenkomt, krijg je een vermenging van de boven- en onderwereld. We willen niet dat criminelen in de kern van de maatschappij een vinger in de pap krijgen.’
‘Als er iemand met een zak centen aankomt om een vereniging te helpen, moeten bestuursleden sterk in hun schoenen staan extra vragen te stellen óf zo’n geldschieter te weigeren.’
Waarom is juist die amateurclub daar zo kwetsbaar voor?
Van den Broek: ‘Dat heeft met verschillende facetten te maken. Ten eerste door veel wisselingen van bestuursleden. Ook de prestatiedrang bij een vereniging speelt een rol. Sommige clubs willen de beste zijn, maar daar is wel geld voor nodig. Als er iemand met een zak centen aankomt om een vereniging te helpen, moeten bestuursleden sterk in hun schoenen staan extra vragen te stellen óf zo’n geldschieter te weigeren. Bovendien ligt er al druk op een amateurclub door een tekort aan vrijwilligers en medewerkers. De afhankelijkheid van sponsoren en donateurs is enorm.’
Wat is het moment dat zo’n crimineel proeft dat hij naar de amateurclub toe moet?
Van den Broek: ‘Er is een aantal redenen voor de crimineel zich als sponsor of weldoener aan te melden. Het kan een mogelijkheid voor de crimineel zijn om zijn status te verhogen. Het kan ook een gelegenheid zijn om de club en de locatie te gebruiken voor criminele activiteiten door bijvoorbeeld drugs te verhandelen of om jonge leden te ronselen. Een voetbalclub die een beetje buiten de stadsgrenzen ligt, kan een ideale plek zijn om af te spreken met je criminele vriendjes. En de club kan een gelegenheid zijn om je criminele zwarte geld wit te wassen.’
Van Vooren: ‘Je ziet ook gebeuren dat een crimineel uit de wijk of het dorp van de voetbalclub zelf komt. Die heeft dan verbondenheid met de vereniging omdat bijvoorbeeld zijn vrienden of familie er spelen. Hij vindt het mooi zo’n club te helpen, heeft veel geld dat hij niet kwijt kan en stopt het dan in de vereniging. Dat kan gebruikt worden voor het betalen van spelers. Bij zo’n soort situatie zie je dat er opeens veel spelers worden aangetrokken van buiten en dat een club omhoog schiet op de ranglijsten. Op de korte termijn is dat leuk, maar als die ‘sponsor’ wegvalt of de Belastingdienst grijpt in, ben je alles kwijt.’
Het ligt er natuurlijk wel aan in hoeverre de crimineel macht heeft over de geldstromen. Maar zelfs als geld van criminelen alleen gebruikt wordt voor daadwerkelijke aanschaf van spullen voor de club, spreek je al van witwassen.
Maar hoe gaat dat witwassen in zijn werk?
Van Vooren: ‘Daar zijn verschillende vormen van. Je kunt bijvoorbeeld een positie in de club verwerven waarbij je toezicht op de kaartverkoop hebt. Je kunt meer verkochte tickets opgeven dan er daadwerkelijk zijn betaald. Je verbouwt de kantine voor meer geld dan het heeft gekost, of je verhoogt de kantine-omzet. De amateurclub kan een perfecte dekmantel zijn. Dat gaat van kleine tot grote bedragen.
Het ligt er natuurlijk wel aan in hoeverre de crimineel macht heeft over de geldstromen. Maar zelfs als geld van criminelen alleen gebruikt wordt voor daadwerkelijke aanschaf van spullen voor de club, spreek je al van witwassen. Alleen gebeurt dat dan niet met een financieel winstoogmerk maar in ruil voor bijvoorbeeld status en macht.’
Van den Broek: ‘Maar het kan ook mét financieel winstoogmerk. Daar zijn genoeg manieren voor en bestuursleden moeten daar wel aandacht voor hebben.’
Wie heeft daar dan de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor?
Van den Broek: ‘Dat is een heel goede vraag en ook een onderwerp waaraan we meer aandacht willen geven. Aansprakelijkheid die bestuurders hebben betreft niet uitsluitend het overtreden van strafbare feiten. Ook particulieren, bedrijven, instellingen als de KNVB of de Belastingdienst, kunnen de bestuurder aansprakelijk stellen voor geleden schade.’
Van Vooren: ‘Als de Belastingdienst merkt dat er bijvoorbeeld te weinig loon- of omzetbelasting is afgedragen kan een naheffing oplopen tot honderdduizenden euro’s. En als de criminele sponsor of weldoener dan is vertrokken willen de schuldeisers het bedrag tóch hebben. Als ze dit niet op de vereniging kunnen verhalen gaan ze óók kijken of bestuursleden nalatig zijn geweest. Als dat het geval is kunnen zij daar hoofdelijk aansprakelijk voor worden gesteld.’
Van den Broek: ‘Laten we vooropstellen dat we de voetbalbestuurder en de club willen helpen. We willen met dit onderzoek bewustwording creëren, ook voor de verantwoordelijkheid die bestuurders hebben. Ze kunnen straks niet meer zeggen: “dat wisten we niet” of we “hadden er nog nooit van gehoord”.’
‘Aansprakelijkheid die bestuurders hebben betreft niet uitsluitend het overtreden van strafbare feiten.’
Op welke manier kunnen amateurclubs daarop anticiperen?
Van den Broek: ‘We moeten naar een situatie toe dat we elkaar erop gaan aanspreken. We zien nu nog te vaak dat er een cultuur is om wel in zee te gaan met weldoeners of sponsors waar je vragen over kunt stellen. De amateurclub moet haar geldschieter leren kennen. Doorvragen als er twijfels zijn. Wellicht kun je afspreken dat je een groot sponsorbedrag eerst voorlegt bij de ledenvergadering. We willen de transparantie vergroten.’
‘Het zou mooi zijn als we het begrip fair play kunnen oprekken. Nu wordt het vooral gebruikt tegen geweld op de velden, maar het kan ook gebruikt worden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Clubs zouden daar ook hun verantwoordelijk in moeten nemen in het belang van het hele amateurvoetbal.
Van Vooren: ‘Het is belangrijk dat een bestuur altijd controle houdt over de hoofd- en nevenactiviteiten. Dat je weet wat er in de kantine gebeurt, maar ook zicht hebt op de sponsorcommissie of de stichting waar het eerste elftal onder valt. De sponsoren mogen nooit de macht over de club in handen nemen.’
Clubs met ambitie gebruiken vaak een stichting voor hun eerste elftal. Is dat dan verkeerd?
Van Vooren: ‘Nee, maar je moet er wel bovenop zitten. Het kan niet zo zijn dat het bestuur geen grip meer heeft op de stichting. Het gebeurt soms wel, doordat een sponsor langzaam de club binnenkomt en dan steeds meer gaat betalen en meer gaat eisen. Op den duur is de club chantabel. Je ziet in die gevallen vaak dat alles in contanten wordt afgerekend, dat er steeds meer vriendjes van de sponsor in de kantine gaan zitten en op den duur kun je als bestuur het gevoel krijgen niet meer terug te kunnen. Dat gaat soms ook gepaard met chantage, bedreigingen en intimidatie.’
Van den Broek: ‘Vergelijk het met een visfuik. Als de vis er eenmaal in terecht is gekomen, is ontsnappen eigenlijk niet meer mogelijk.’
‘Het is belangrijk dat er binnen het bestuur een klimaat heerst om deze situatie snel bespreekbaar te kunnen maken. Dat voorkomt dat je als bestuurder later voor een grote opgave komt te staan’
Stel dat een van de voetbalbestuurders dit verhaal leest en in een dergelijke situatie terecht is gekomen met zijn club, wat kunnen zij dan doen?
Van den Broek: ‘Het hangt natuurlijk van de situatie af maar er zijn meerdere mogelijkheden voor een bestuurder. Het belangrijkste is om direct te handelen en niet uit te stellen. Ga in gesprek met een vertrouwenspersoon bij de bond of de gemeente of zoek contact met de wijkagent. Je staat er als bestuurder niet alleen voor. Er zijn meerdere instanties die je kunnen en willen helpen’.
Van Vooren: ‘Het is belangrijk dat er binnen het bestuur een klimaat heerst om deze situatie snel bespreekbaar te kunnen maken. Dat voorkomt dat je als bestuurder later voor een grote opgave komt te staan’.
Wat zijn de vervolgstappen?
Van den Broek: ‘We hebben een paar speerpunten besproken voor dit jaar. We willen aandacht voor het onderwerp creëren. Ten tweede willen we een coalitie vormen tussen partijen, zodat we gezamenlijk het probleem kunnen aanpakken. Ten derde bestuderen we bestaande casussen om daarmee met clubs, bonden en overheidspartijen in gesprek te gaan. We willen de clubs een handelingsrepertoire kunnen bieden. De scriptie van Tymen is voor ons het beginpunt, niet het eindpunt.’