Vrijwillige bestuurders blijken toch grote risico’s te lopen bij bestuursaansprakelijkheid
Een grote groep vrijwillige bestuurders (65%) is zich niet of slechts enigszins bewust van de risico’s die zij als vrijwilliger lopen op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid. Dat blijkt uit een enquête van het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) onder 500 sportverenigingen over bestuurdersaansprakelijkheid.
Sommige verenigingsbestuurders hebben zich volgens het RVVB al tegenover de rechter moeten verantwoorden, met het risico hun bezittingen te verliezen door hoofdelijke aansprakelijkheid als privépersoon. Andere bestuurders wachten nog op een rechtszaak of worden geconfronteerd met claims van advocaten die dreigende brieven sturen. 41% van de bestuurders maakt zich als privépersoon zorgen over de toenemende risico’s op het gebied van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Advocaten, curators en de belastingdienst maken in de praktijk toch gebruik van de mogelijkheid om vrijwillige bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen, met alle gevolgen van dien.
De Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) is een nieuwe wet die op 1 juli 2021 in werking is getreden. Het doel van deze wet is het verbeteren van het bestuur van rechtspersonen, zoals verenigingen, en het voorkomen van misstanden. Bij ernstig verwijtbaar handelen, met name bij fraude of ernstig taakverzuim bij een faillissement, of verondersteld wanbestuur, kunnen bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. Bij de introductie van de wet werd door experts gezegd dat verenigingsbestuurders zich geen zorgen hoefden te maken; de soep zou niet zo heet worden gegeten. De praktijk laat echter zien dat vrijwillige bestuurders wel degelijk grote problemen kunnen ondervinden. Advocaten, curators en de belastingdienst maken in de praktijk toch gebruik van de mogelijkheid om vrijwillige bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen, met alle gevolgen van dien.
In sommige gevallen hangen er claims van €500.000 tot €2,3 miljoen boven verenigingsbesturen.
Frauderende collega-bestuurders, misgelopen bouwprojecten van sportkantines, schade door vuurwerk, omvallende bomen, ontslagen trainers, geschorste spelers, ballen tegen brillen, uitglijdende vrijwilligers in de kantine, foutieve belastingaangiftes: het zijn voorbeelden van wat er mis kan gaan en kan leiden tot juridische problemen voor verenigingsbestuurders. In sommige gevallen hangen er claims van €500.000 tot €2,3 miljoen boven verenigingsbesturen.