Wie wordt de nieuwe voorzitter van de KNVB? Vier vragen aan de drie kandidaten
De strijd om het voorzitterschap van de KNVB barst los nu er niet één maar drie kandidaten zijn: Frank Paauw, Jeanet van der Laan en Hans Nijland. De Belangenorganisatie Amateur Voetbalvereningen (BAV) sprak het trio als eerste en stelde hen vier vragen gerelateerd aan het amateurvoetbal.
1. Waarom bent u de meest geschikte bondsvoorzitter, bezien vanuit de optiek van het amateurvoetbal?
Jeanet van der Laan: ‘Het is duidelijk dat voetbal tot mijn DNA behoort. Voetbal heeft mij alles gegeven en me gevormd tot wie ik ben. Ik ken het amateurvoetbal erg goed. Niet alleen door FC Lisse, maar ook doordat (Jong) Oranje in mijn tijd door het land heen speelde bij amateurverenigingen. Ik zeg weleens gekscherend dat ik topografisch denk in amateurclubs.
Het amateurvoetbal is onmisbaar in gemeentes en voor het welzijn van hun inwoners en dat verdient erkenning en steun vanuit de KNVB, maar zeker ook vanuit de overheid. Ik zet me in voor het toekomstbestendig maken van de vele verenigingen. Zij mogen niet omvallen, want het is het cement van onze samenleving. Op de club gebeurt zoveel goeds! Ik zie het al jaren als ‘mijn taak’ de maatschappelijke waarde van sport, en voetbal neemt hier een bijzondere positie in, uit te dragen. Bijvoorbeeld door de breedtesport, waar het amateurvoetbal onder valt, als een publieke taak te zien.
Een van de belangrijkste taken als bondsvoorzitter is het wij-gevoel behouden en creëren. Wij zijn voetbal, met z’n allen. Ik wil er nadrukkelijk zijn voor de meer dan één miljoen recreatieve leden. Daarom wil ik constant met mensen praten. Met mensen uit het amateurvoetbal, vrouwen en mannen, jongens en meisjes. Ik wil dat leden zich gehoord voelen. De KNVB heeft namelijk een ledenstructuur en zij bepalen de koers.’
Hans Nijland: ‘Na mijn vertrek als directeur van FC Groningen ben ik voorzitter geworden van de amateurclub HSC uit Sappemeer. Ik ga daar mijn tweede termijn in en heb dagelijks te maken met de problematiek waar het amateurvoetbal mee kampt. Ik zie de zorgen van verenigingen, de problemen met tekorten van vrijwilligers, jeugd die vroegtijdig afhaakt en de worsteling om bestuursleden te krijgen én te behouden. Ik sta echt met de poten in de klei.
Verder geef ik drie à vier keer per week lezingen, onder andere bij amateurclubs. Van Zeeland tot het noorden van Groningen. Laatst was ik nog in Beilen, waar ook Jan-Dirk van der Zee (directeur amateurvoetbal) aanwezig was en vertegenwoordigers van dertig amateurclubs. Prachtig vind ik dat. Je kunt me niet blijer maken dan een avond spreken in een kantine van bijvoorbeeld een amateurclub. Praten met al die mensen, kennis delen en zorgen bespreekbaar maken. Maar ook kansen zien en daar meteen op anticiperen. Ik vul mijn diplomatieke rol wellicht anders in dan bijvoorbeeld Michael van Praag dat doet. Ik ben een doener met praktijkervaring bij de profs én de amateurs. Ik hoop dat mensen mij zien als een verbinder die ook graag andere mensen in hun kracht zet. Op dit moment zijn mijn inspanningen voor het amateurvoetbal groter dan voor het profvoetbal.’
Frank Paauw: ‘Wanneer kwalificeer je jezelf als de meest geschikte bondsvoorzitter? Dat is aan de bondsvergadering hè. Maar dan toch: als politieman leer je de hele maatschappij, zowel onderaan als bovenaan en alles wat daar tussen zit, heel erg goed en van dichtbij kennen. De leuke en de minder leuke kanten, daar leer je als politieman op te anticiperen. Zeker ook in mijn specifieke positie. Daar gaat de KNVB, de enige sportbond waar je echt de hele maatschappij in aantreft, zeker wat aan hebben. Het amateurvoetbal zie ik ook als een veilige haven voor de jeugd. De maatschappelijke waarde van de KNVB is enorm. Daar helpt het als je gewend bent bruggen te slaan en vooral ook in praktische oplossingen te denken. Die immense voetbalbond is een noodzakelijk bindmiddel voor de hele samenleving. Ik denk daarom dat er bij de overheid/politiek nog veel te halen moet zijn. Een gezonde KNVB, gezond amateurvoetbal met name, is van groot belang voor ons hele land. Ik denk dat ik daar op mijn plaats ben en vooral, dat ik daar kan helpen.’
‘Mijn netwerk staat, als ik voorzitter ben, ter beschikking van het hele voetbal. Waarbij ik op dat vlak als voorzitter een goede balans garandeer, qua aandacht tussen amateurs en profs. Ik weet daarbij heel goed dat die miljoen leden van de KNVB voor het overgrote deel amateurvoetballers betreft. Ik ben er zelf een van.’
– Frank Paauw
2. Op welke wijze, via welke contacten, bent u in staat om de belangen van het amateurvoetbal optimaal te behartigen richting landelijke overheden?
Jeanet van der Laan: ‘Mijn ervaring en netwerk zorgen dat ik de voetbalwereld en de landelijke overheid verbind. Door mijn grote netwerk zowel binnen het voetbal, als binnen de sportwereld en binnen de politiek van lokaal tot internationaal niveau. Dit netwerk zorgt er ook voor dat ik weet wat er speelt. Door het hele land ken ik sportprofessionals, vrijwilligers en spelers/speelsters die tot in hun vezels clubmensen zijn en het verenigingsleven dragen. In mijn ambten als Tweede Kamerlid en wethouder was het mijn kerntaak om hiermee verbinding te leggen en op basis hiervan te besturen. Ik noem dat tweebenig samenwerken.’
Hans Nijland: ‘Ik ben een type voorzitter dat niet opereert vanuit zijn ivoren toren, maar vanuit de praktijk. Ik denk dat het mijn kracht is dat ik met vele lagen binnen de overheid kan schakelen: de wethouder, de burgemeester, de ambtenaar, tot de staatssecretaris aan toe. Ik vind het een uitdaging om daar op goed niveau mee te sparren en mijn invloed op uit te kunnen oefenen. In Groningen had ik elke week te maken met overleg met overheden, en óók met supportersvraagstukken.’
Frank Paauw: ‘Ik ben gewend om in het hele maatschappelijke speelveld met beslissers te werken. Burgemeesters, politieke partijen, ambtenaren; dat is voor mij bekend terrein en omgekeerd ben ik daar ook bekend voor iedereen. Buiten het bestuur wordt er ook veel beïnvloed door en in de media over de volle breedte van dat begrip. Ook daar ben ik thuis aan talkshowtafels, voor camera’s en microfoons, voor de schrijvende pers et cetera. Op dat toneel zal ik van betekenis zijn voor het amateurvoetbal. Mijn netwerk staat, als ik voorzitter ben, ter beschikking van het hele voetbal. Waarbij ik op dat vlak als voorzitter een goede balans garandeer, qua aandacht tussen amateurs en profs. Ik weet daarbij heel goed dat die miljoen leden van de KNVB voor het overgrote deel amateurvoetballers betreft. Ik ben er zelf een van. Ik voetbal vanaf mijn zesde, achtereenvolgens bij LIMVIO Baarn, Xerxes Rotterdam en Graaf Willem II/VAC in Den Haag.’
‘Er is geen twijfel aan het bestaansrecht van de amateurclub, maar we moeten wel doorpakken op de toekomstbestendigheid. Op de hoe-vraag. En dan heb je het over de nieuwe vrijwilliger of een andere vorm van lidmaatschap. Hiervoor is wel maatwerk gewenst. In de Bollenstreek is wat anders nodig dan in Limburg.’
– Jeanet van der Laan
3. Welke drie dossiers hebben volgens u voor amateurvoetbalverenigingen de hoogste prioriteit en hoe gaat u hiermee om?
Jeanet van der Laan: ‘Toekomstbestendigheid. Ledenaantallen. Vrijwilligers. Het hangt allemaal aan elkaar. Het allerbelangrijkste is dat de amateurclubs het hoofd boven water houden. Ik zeg al jaren dat de amateurclub de enige plek nog is waar werkelijk iedereen samenkomt. Er is geen twijfel aan hun bestaansrecht, maar we moeten wel doorpakken op de toekomstbestendigheid. Op de hoe-vraag. En dan heb je het over de nieuwe vrijwilliger of een andere vorm van lidmaatschap. Hiervoor is wel maatwerk gewenst. In de Bollenstreek is wat anders nodig dan in Limburg. Tevens moeten de KNVB en de overheid hier samen in gaan optrekken en voor die clubs gaan staan.’
Hans Nijland: ‘Het belangrijkste vind in de toekomstbestendige club. Ik ken verenigingen waar de continuïteit op het spel staat, waar het voortbestaan zelfs onzeker is omdat ze niet in staat zijn voldoende vrijwilligers te behouden. Onlangs was er een onderzoek waaruit blijkt dat 1 op de 6 vrijwilligers denkt aan stoppen. Dat is een serieuze bedreiging. Het is leuk als je een eerste elftal hebt dat op niveau speelt – ook ik ben prestatiegericht – maar zeker voor de clubs in de lagere regionen zijn andere zaken belangrijker. En die knellen vaak, waardoor de continuïteit in gevaar is. Die vrijwilligers zijn zó essentieel. We hadden er bij FC Groningen 450 rondlopen. Als zij besluiten te staken kun je geen wedstrijd meer organiseren. Ik heb er niet meteen een oplossing voor, maar meer erkenning is vaak het sleutelwoord.
Ook zie ik dat de oudere jeugd vaker stopt met voetballen. Jongens van 16/17 jaar hebben andere prioriteiten. We moeten proberen hen aan de club te blijven verbinden. Geef ze perspectief, kijk of je bijvoorbeeld andersoortige lidmaatschappen kunt invoeren. Bijvoorbeeld een combi-lidmaatschap van de voetbalvereniging met de sportschool.
Ten derde is het voor elke amateurvereniging van groot belang dat je capabele bestuurders hebt. Ook voor bestuurders geldt dat ze vrijwilligers zijn. En een enorme verantwoordelijkheid dragen. Ook voor hen is het van belang en plezierig dat ze daarvoor waardering krijgen.’
Frank Paauw: ‘Ik onderken, als voetballer zowel als KNVB-lid, de issues van het amateurvoetbal. Uiteraard ga ik een en ander nog onderzoeken als ik bondsvoorzitter ben. Ik zal er voor nu drie noemen.
Het gebrek aan vrijwilligers is een belangrijk probleem. Het is een maatschappelijke ontwikkeling te denken dat als je contributie betaalt voor je kinderen je dan als ouder wel aan je verplichtingen jegens de voetbalclub voldaan hebt. Een gevaarlijke misvatting. Die ouders, maar ook de volwassen amateurvoetballers, moeten hun club steunen als vrijwilliger. Denk ook aan scheidsrechterstekorten. Dit merken ouders en spelers wekelijks. We zullen de gemeenten bij het oplossen van dit probleem moeten betrekken. Dit krijgen we als voetbal niet alleen opgelost, daar hebben we hulp bij nodig. Zonder vrijwilligers verdwijnt het voetbal als ankerplaats voor de jeugd. Wegkijken kan niet. Het oplossen van dit probleem zie ik als het belangrijkste dossier.
De groeiende tweedeling in de maatschappij woekert ook in het voetbal. Ik merk dat als speler natuurlijk ook. Maar het zit hem niet alleen in bijvoorbeeld huidskleur. Ook in de cultuur. De maatschappij verhardt, dat zie je dus ook in het voetbal terug. Laten we dan als KNVB volharden in het beleid om in het voetbal veilige havens voor iedereen te hebben en te houden. Samen spelen, letterlijk dus. En vriendschappen bouwen voor het leven, daar staat ons mooie voetbal om bekend. Ik maak me daar hard voor.
Een ander probleem in het amateurvoetbal is de toenemende behoefte om op zaterdag te spelen. Te veel senioren willen naar de zaterdag. Dat gaat enorm knellen in de speelschema’s. Wellicht kunnen die schema’s flexibeler, door waar mogelijk op meer momenten te spelen. Je ziet dat de drukte op zaterdag de kans om op die zaterdag te spelen kleiner wordt en er dus mensen (senioren) afhaken. Volgens mij een ongewenste ontwikkeling.’
‘Naast het voetballen heb ik me altijd ingezet als vrijwilliger. En nu geef ik als voorzitter mijn maximale inzet voor HSC uit Sappemeer. Dat doe ik op mijn manier: poten in de klei, positief naar anderen en denken in oplossingen in plaats van problemen.’
– Hans Nijland
4. Wat heeft u in het verleden concreet voor het amateurvoetbal betekend?
Jeanet van der Laan: Vanwege mijn politiek-bestuurlijke werk kon ik geen functie bekleden bij een amateurclub vanwege mogelijke belangenverstrengeling. En dat is maar goed ook, want ik vind integer bestuur erg belangrijk. Wel hield ik me bezig met beleid en besluiten die het voetbal aangaan. Zoals de realisatie van de nieuwbouw van FC Lisse, het invoeren van een VOG, gezonde sportkantine, een lokaal sportakkoord en een landelijk sportakkoord maken met extra geld voor de breedtesport. Een sportwet in gang zetten met eindelijk de politieke erkenning voor de waarde van sport. Het onderscheiden van vrijwilligers. En nog veel meer.
Overigens doe ik wel gewoon mijn vrijwilligerswerk als betrokken speelster en moeder; van een bardienst draaien tot aan het fluiten van een wedstrijd.
In 2017 heb ik als KNVB-ambassadeur het belang van scholing en diversiteit in voetbalbesturen geagendeerd en hiervoor mede een pilot gemaakt. Ik vond het opmerkelijk dat de KNVB wel scholing bood aan voetballers, scheidsrechters en trainers (m/v), maar niet aan bestuurders terwijl de lokale, vrijwillige voetbalbesturen van alles op hun bordje krijgen. Uiteindelijk is een bestuurdersopleiding toegevoegd aan KNVB Academie en hebben inmiddels veel bestuurders van amateurclubs scholing gehad.’
Hans Nijland: ‘Ik heb vanaf mijn zesde jaar bij HSC gevoetbald. Toen ik in het begin een keer met het eerste elftal mee mocht, kon ik twee nachten niet slapen. Zo begaan was ik. Naast het voetballen heb ik me altijd ingezet als vrijwilliger. En nu geef ik mijn maximale inzet voor HSC. Dat doe ik op mijn manier: poten in de klei, positief naar anderen en denken in oplossingen in plaats van problemen. Ook geef ik nu mijn lezingen bij amateurclubs, waar ik veel input haal over de dagelijkse praktijk van het amateurvoetbal.’
Frank Paauw: ‘Ik zei al dat ik vanaf mijn zesde jaar voetbal. Nog steeds voetbal ik. Dan sta je dus een leven lang op het veld en in je vereniging. Ik heb geholpen waar ik kon, altijd mijn taken als vrijwilliger vervuld. In die lange tijd word je onderdeel van het amateurvoetbal, maar sowieso van het hele voetbal. Ik ben mijn leven lang een liefhebber gebleven. Letterlijk. Ik houd van voetbal en heb beroepshalve altijd het belang van het voetbal voor ogen gehouden. Als je met je politie-collega’s de maatschappij ‘schoon’ wil houden, dan wil je dat met het voetbal al helemaal. Het voetbal, ik zeg dat niet als enige, is een onontbeerlijk bindmiddel van de maatschappij. Daar sta je dus voor klaar. Dat geldt nu voor mij nog meer dan eerder. Ik sta klaar om de voetbalbond mede te leiden. Ik voel de verantwoordelijkheid om het voetbal uit te bouwen, maar vooral ook te beschermen. Het is me op het lijf geschreven om dit als bondsvoorzitter uit te stralen, kan ik alle amateurvoetballers toevertrouwen.’